Met het principeakkoord dat Europa en de Verenigde Staten sloten, is een handelsoorlog op het nippertje vermeden. Europese exportgoederen blijven gevrijwaard van het dreigende 30%-tarief dat president Trump eerder had aangekondigd. In plaats daarvan komt er een algemeen tarief van 15%. Een compromis, zo erkent ook Commissievoorzitter Ursula von der Leyen die na afloop sprak van ‘een goed akkoord dat moeilijk te behalen was’ en van ‘stabiliteit voor het bedrijfsleven’.

Die stabiliteit is op korte termijn welkom. Zeker voor de Vlaamse bedrijven en economie. De Verenigde Staten blijven onze belangrijkste niet-Europese economische partner. De economische schade van wederzijdse sancties zou reëel en groot zijn geweest en de inzet lag hoog. De Europese Commissie had een lijst klaar met tegenmaatregelen ter waarde van 93 miljard euro. In die context is het een goede zaak dat een escalerend conflict is afgewend. Maar tegelijk mogen we ons niet blindstaren op het vermijden van een crisis. De inhoud van het akkoord vraagt kritische reflectie.

Een nieuw patroon

Met het handelsakkoord dat Europa sloot met de Verenigde Staten tekent zich een nieuw patroon af. Een waarin tarieven niet worden afgebouwd maar verankerd. Waarin handelsvoorwaarden niet uit onderhandeling voortvloeien maar onder druk tot stand komen. En waarin investeringen en aankopen niet langer economisch gestuurd zijn maar politiek afgesproken. Dat is geen klassiek handelsbeleid meer. Dat is het institutionaliseren van verplichte afname onder dreiging van druk en zelfs sancties.

De Amerikaanse onderhandelingstechniek is ondertussen bekend: maximale druk, een dreiging van eenzijdige maatregelen, gevolgd door een akkoord waarin de Verenigde Staten extra concessies binnenhalen met als troef dat het ‘nog erger’ werd vermeden. Dat werkte eerder bij Japan en het Verenigd Koninkrijk. We zien het nu opnieuw bij Europa. Maar of dat duurzaam is, is een andere vraag.

‘Honderden miljarden’

Want wat nu op tafel ligt, is geen conventioneel handelsverdrag. De Europese Unie aanvaardt een tarief van 15% op een breed gamma aan exportproducten, hoger dan het voor-Trumpgemiddelde. In het akkoord zit ook een engagement tot de aankoop van 750 miljard dollar aan Amerikaanse energie, miljarden aan computerchips en extra investeringen van 600 miljard dollar in de Amerikaanse economie. President Trump kondigde verder aan dat Europa ook militair materieel zal afnemen voor ‘vele honderden miljarden’.

Verplichte afname is geen handelsstrategie. Het is uitstel van confrontatie tegen een hoge economische en politieke kost

De Europese Commissie benadrukt dat veel van die aankopen al in de pijplijn zaten. Dat klopt. Maar het feit dat zulke transacties expliciet onderdeel worden van een politiek akkoord is wel degelijk nieuw. Het verschuift het zwaartepunt van internationale handel weg van marktlogica naar geopolitieke afruil. Economische beslissingen worden minder gestuurd door prijs, kwaliteit of efficiëntie en meer door het vermijden van politieke druk. Dat is geen normale marktdynamiek. Dat is verplichte afname in een nieuw jasje.

Een structureel risico

Voor Europa ligt daarin een structureel risico. Enerzijds profileert de Europese Unie zich internationaal als pleitbezorger van een open, multilateraal handelssysteem gebaseerd op regels. Anderzijds sluit ze nu een akkoord waarin tarieven niet worden afgebouwd, maar als onderhandelingstroef worden gebruikt en waarin economische toewijzingen onderdeel worden van politieke deals. De vraag is wat dat betekent voor de geloofwaardigheid van het Europese model en voor de strategische autonomie waar Europa tegelijk zo sterk op inzet.

Het contrast met het Economisch Partnerschapsakkoord met Japan bijvoorbeeld is in dat opzicht veelzeggend. Vijf jaar na de inwerkingtreding blijkt dat een stille maar robuuste succesformule. De Vlaamse export naar Japan steeg met 57%, de Japanse investeringen in toekomstgerichte sectoren zoals halfgeleiders en hernieuwbare energie namen toe. Er is geen sprake van verplichte afnames of opgelegde investeringsstromen. Wel van complementariteit, wederkerigheid en voorspelbaarheid.

Handelsstrategie

De Europese Commissie heeft de acute dreiging van een handelsoorlog weten af te wenden. Dat verdient erkenning. Maar het fundamentele debat is nodig. Willen we als Europa een economische strategie ontwikkelen die bestand is tegen externe druk en gebaseerd blijft op marktoegang, partnerschap en gedeelde standaarden? Of schuiven we op naar een model waarin geopolitieke transacties primeren en economische vrijheid structureel wordt ingeruild voor politieke stabiliteit?

Het antwoord op die vraag zal bepalen of dit akkoord een tactisch succes blijft of een strategische misstap wordt. Verplichte afname is geen handelsstrategie. Het is uitstel van confrontatie tegen een hoge economische en politieke kost. Europa mag daar niet naïef in zijn. En het hoeft dat ook niet te zijn. Het heeft zijn eigen model. En het werkt.